CFV Lamastre – museumspoor op z’n Frans

museumspoor op z’n Frans

ontwerp, bouw en computerbesturing : Hans Peters; gebouwd in 2018 en update uitgevoerd in 2025.

De modelspoorbaan CFV Lamastre gaat over de museumspoorlijn Chemin de Fer du Vivarais (CFV). Evenals het voorbeeld is deze baan gebouwd als metersporige smalspoorbaan in de schaal 1:87 HOm met een spoorbreedte van 12 mm. Alle scenery en bebouwing is zelfbouw en naar origineel voorbeeld gerealiseerd aan de hand van foto’s, tekeningen en na verkenning ter plekke. Ook de modeltreinen op deze baan zijn naar origineel voorbeeld. Deze rijden digitaal en computergestuurd.

Op vakantie in Frankrijk heb ik samen met mijn vrouw regelmatig de museumspoorlijn  van de Chemin de Fer du Vivarais (CFV) bezocht. Deze museumspoorlijn,met een lengte van 28km, exploiteert een spoorlijn tussen St-Jean-de-Muzols vlakbij Tournon aan de Rhône en Lamastre. Een restant van een groter smalspoornetwerk, dat werd geëxploiteerd door La compagnie de Chemins de Fer Départementaux l’Ardèche et la Haute-Loire (CFD).

Op het stationsemplacement van Tournon stonden, vanaf de opening van de museumspoorlijn CFV in 1968 tot aan de tijdelijke sluiting van de lijn in de periode 2008-2013 de (stoom)locomotieven en personenrijtuigen. Hier lag ook een emplacement met locomotief- en onderhoudsloodsen van de CFV. De railbussen vonden hun plek in een locomotievenloods in Lamastre, samen met een flink aantal goederenwagons. Sinds de heropening in 2013 is het rollend materieel verdeeld over loodsen in St. Jean de Muzols en Lamastre.

Voor wie hierover meer wil lezen, verwijs ik naar de pagina Chemin de Fer du Vivarais. 

Een autorail A80D op het station van Lamastre in 1981

Modelspoorbaan CFV Lamastre

De modelspoorbaan heeft als motief het station Lamastre van de CFV in de 90-er jaren van de vorige eeuw. Lamastre was van oorsprong een doorgangsstation. Wat ook terugkomt in het sporenplan op de modelspoorbaan. Na aan het opheffen van de treindienst op de lijnen van de CFD in 1968 werd Lamastre eindstation van de museumlijn. De luchtfoto laat zien hoe de situatie in 1971 was. Midden boven het station. Links daarvan een tweetal loodsen. Daaronder de sporen. De kleine draaischijf met locomotievenloods is rechtsboven te zien.

De modelspoorbaan bestaat uit twee landschappelijke modules, elk groot 85 x 120 cm. Deze staan op een los onderstel. Aan de achterzijde is er een schaduwstation. De baan is privé-eigendom van Hans Peters. Hij presenteert deze baan samen met leden van MST de Maaslijn op tentoonstellingen.

plattegrond van de baan na update 2025

Op de modelbaan is het station, gelegen in een groene omgeving, compleet weergegeven met werkplaatsen, restaurant, loodsen en draaischijf. Voor het station liggen meerdere sporen. Een daarvan komt uit bij de draaischijf, waarop stoomlocomotieven en autorails worden gedraaid. De voorste drie sporen zijn voor de doorgaande treinen. Op de overige kan worden gerangeerd of dienen als opstelspoor.  Het schaduwstation aan de achterzijde heeft vier sporen. Dit schaduwstation is aan beide uiteinden met een bocht met enkelspoor verbonden met de voorzijde van de baan.

station Lamastre in model

Van deze baan is een videofilm beschikbaar, echter nog wel van voor de update 2025.

Fimpje over Ecluse11

Bouw modelspoorbaan

Het sporenplan is uitgevoerd volgens de originele situatie uit de 90-er jaren. Het railmateriaal is van Tillig, smalspoor schaal HOm, profielhoogte rail 2,06 mm. Het ballast is een mix van geelbruine kleuren in diverse korrelgroottes van Woodlands. De wissels worden onder de baan aangedreven met gemotoriseerde wisselaandrijvingen type Tortoise en types MTB DP1 en MP5. De draaischijf is zelfbouw en wordt aangedreven met een stappenmoter.

Naast de baan staat een bedieningslessenaar. Deze bevat de centrale, de booster (voor de treinenloop, beide van Uhlenbrock) en de daarvoor benodigde trafo’s (Marklin). Verder een laptop voor de baanbesturing met de stekkervoeding daarvoor. Tussen de centrale en de laptop is een zogeheten interface (Rosoft) gemonteerd. In het laatste hoofdstuk van deze pagina zijn de technische details uitgebreid beschreven.

De huizen en andere gebouwen zijn naar origineel voorbeeld in zelfbouw gerealiseerd. Foto’s vormden een belangrijke basis. De onderdelen zijn vooraf getekend. Het binnen- en buitenwerk bestaat uit witte styreen platen. Acrylverf doet de rest. De ramen zijn kant en klaar uit diverse bouwpakketten van Faller, Jouef en MKD. De daken zijn gemaakt van kant en klare dakplaten van Kibri, Vollmer en Auhagen. De afwerking en veroudering is met de “droge” verfkwast uitgevoerd.ouwen

draaischijf, locomotievenloods en omliggende gebouwen in aanleg.

Het landschap heeft als basis op maat gesneden schuim, dat onderling verlijmd is. Dit is, voor de in het zicht komende rotsdelen, bestreken met de verfkwast met een dun mengsel van gips, acrylverf en houtlijm. En nabewerkt met diverse spatels. Het landschap is vervolgens afgewerkt met verschillende soorten materialen: strooigras, vlokken, blaadjes en zoden. Gebruik is gemaakt van een zogeheten elektrostaat, in dit geval een Grasmaster van Noch. Hiermee is zowel grasland als lage beplanting gemaakt. De bomen en struiken zijn deels speciaal voor deze baan gemaakt door Anita Decor en deels zelfbouw. De stammen van de bomen zijn met boomschorspasta opgedikt, waardoor ze ook stevig zijn.

De baan is voorzien van een foto-achter­grond, waarop onder meer een deel van het dorpje Lamastre te zien is. Deze achtergrond bestaat uit meerdere foto’s die als het ware in elkaar gevlochten zijn.  Het geheel wordt van bovenaf verlicht. Onzichtbaar achter de friezen zijn in totaal 8 LED spots gemonteerd met een kleurtemperatuur van 2700 graden Kelvin, elk 8 Watt (wat overeenkomt met vroeger 50 Watt halogeen).

het landschap aan de voorzijde gaat over in de achtergrondfoto van Lamastre

Rollend materieel

Het rollend materieel van de museumspoorlijn is afkomstig van vele smalspoorwegen in Frankrijk. Met nadruk op de CFD, die in deze regio een groot smalspoornet exploiteerde. Ook op de modelspoorbaan komt dit terug.

treinparade voor station Lamastre

Op de baan rijden twee CFV-stoomlocomotieven. Deze zijn qua kleurstelling aangepast aan die van de CFV,  Dit zouden de Corpet-Louvet 040 T met no. 24 en de Pinguély 030 no. 103 kunnen zijn. Twee autorails (automotrices) Billard A80D no 314 in de oorspronkelijke rood/grijze kleurstelling van de CFD en no 316 in de rood/gele kleurstelling van de CFV zijn inzetbaar. En een autorail Billard A80D no 213 in de rood/gele kleurstelling van de CFD . Verder een autorail de Dion Boutton ND no 207 de oorspronkelijke rood/grijze kleurstelling van de CFD. Voor deze autorails is een aanhanger (remorque) Billard type R210 beschikbaar. Ook wordt gereden met een groen/gele locotracteur diesel BB400 CFD no 040-003 type III. Een type dat ook op Corsica reed. Naar verwachting zijn alk deze lcomotieven en autorails inzetbaar vanaf eind 2025/begin 2026.

autorail Billard A80D met aanhanger (remorque) Billard R210

De beide stoomlocomotieven zijn van Tillig (Sebnitz D). De autorails zijn van REE-models (77370  Nangis F) en Interfer (74150 Thusy F). De diesellocomotief is van REE-models. Helaas ontbreekt nog een originele CFV Mallet stoomlocomotief om deze op de baan in te zetten. Ooit als messingmodel gemaakt, maar al jaren niet meer verkrijgbaar.

De personenrijtuigen en goederenwagons stammen van REE-models, Bemo, Tillig en Zeuke. De personenrijtuigen zijn 2-assig of voorzien van draaistellen. De kleurstelling is erg divers met rood, blauw, geel, groen en bruin. De goederenwagons, bruin, grijs en wit, zijn 2- en 3-assig.

personenwagons CFV
stoomlocomotief Pinguély 030 no. 103
autorail Billard A80D , CFV no 316
stoomlocomotieven Corpet-Louvet 040 T met no. 24 en de Pinguély 030 no. 103

Systeemopbouw baanbesturing

Zoals eerder vermeld is de digitale centrale ingebouwd in een bedieningslessenaar. Deze stuurt een blokstroom (soort wisselstroom) naar de rails volgens het DCC protocol. Treinen die zijn uitgerust met een geeigende decoder, kunnen dan digitaal rijden, zoals dat wordt genoemd.

Het Digital Command & Control protocol (DDC) maakt het mogelijk dat de treinen, onafhankelijk van elkaar bestuurd worden. En waarmee bijvoorbeeld ook de verlichting, het (ont)koppellen en geluid kan worden aangestuurd. Ook kunnen wissels. seinen, bruggen en kranen met DCC worden bediend via de rails. Het DCC-systeem werd eind jaren tachtig ontwikkeld door de firma Lenz Elektronik voor Marklin en Arnold. Vanwege problemen met de octrooien stopte Marklin hiermee. Lenz ging echter verder met de ontwikkeling. In 1992 werd in de USA het systeem bestudeeerd voor een norm van de National Model Railroad Association (NMRA). De conclusie was om het systeem van Lenz in licentie te nemen en uit te breiden. En te normeren. Sindsdien is DCC het meest verspreide protocol voor de aansturing van treinen. Ook de firma Marklin hanteert inmiddels weer dit protocol in hun digitale centrales.

Voor de besturing van de treinen wordt een besturingsprogramma gebruikt, dat draait op een laptop. Samen met de centrale wordt dan geregeld dat met de treinen op de baan gereden kan worden. Dat gebeurt digitaal volgens DCC. Dit vraagt een goede onderlinge communicatie tussen centrale en laptop. Dat gebeurt via het Loconetsysteem. Gekozen is voor het besturingsprogramma Koploper. Daarvoor is de baan verdeeld in blokken. Voor de bezetmelding is gekozen voor een opzet waarbij de trein slechts wordt gedetecteerd aan het begin en het einde van een blok met een binnenkomstmelder en een stopmelder. Hiervoor wordt een geisoleerde railstaaf gebruikt met een lengte van 25 tot 40cm. De voeding voor deze railstaaf loopt via een stukje elektronica, bezetmelder genoemd. Zowel onder het landschappelijk deel van de baan als onder de opstelmodule is een bezetmelder gemonteerd (deze is van type S88-n met aansturing via loconet, fabrikant Yamorc).

Voor de onderlinge communicatie tussen de diverse apparaten (centrale, laptop, bezetmelders e.d.) wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van Loconet. Het protocol is vastgelegd en gewaarborgd (door de firma Digitrax), waardoor een goede werking is verzekerd. De kabels tussen de apparaten zijn 6-polig met RJ12 stekkers. Het schema geeft een voorbeeld van de opzet van een dergelijk Loconet. Concreet worden op Lamastre via Loconet de volgende apparaten verbonden:

  • laptop met keyboard
  • centrale
  • bezetmelders
  • handregelaar centrale
voorbeeld systeemopbouw met loconet

Ook de wissels moeten digitaal worden aangestuurd. Met een wisseldecoder. Hoe dat gebeurt is afhankelijk van de soort wisselaandrijving. Op Lamastre worden uitsluitend motorische wisselaandrijvingen gebruikt. Deze zijn van het type Tortoise, type MTB MP5 of type DP1. Bij DP1 is een wisseldecoder ingebouwd; voor de anderen typen is een separate wisseldecoder nodig. De wissels onder het landschappelijk deel van de baan worden aangedreven met gemotoriseerde wisselaandrijvingen type Tortoise en MTB type MP5. Deze waren reeds bij de bouw van de analoog werkende baan gemonteerd en zijn niet vervangen. Deze hebben geen ingebouwde wisseldecoder. Daarom zijn onder de baan zijn twee wisseldecoders met een zogeheten extension (fabrikant ESU) gemonteerd. De wisseldecoders voor de opstelmodule zijn ingebouwd in de wisselaandrijvingen type MTB DP1.

De draaischijf is zelfbouw met een stappenmoter en enkele bi- en monostabiele relais (mashushita). Micro-schakelaars zijn ingebouwd voor draaien en stoppen van de motor en voor het relais voor het ompolen van de baanspanning.

De voedingsspanningen (gelijkstroom) voor de wissels, seinen en LED-verlichting komen uit aparte stekkertrafo’s. Deze zijn onder de baan gemonteerd in een stekkerdoos.

De rij- en voedingsspanningen (16 volt blokstroom, resp. 5 en 12 V gelijkstroom) hebben kabels met voor elke functie een eigen unieke kleur en stekkertype. Om verwisseling en verwarring te voorkomen. Zo is rood en zwart voor de baanspanning. Bruin voor de detectie-railstaven. Grijs voor de puntstukken van de wissels. Blauw en geel voor de voedingsspanning van wisselmotoren. Wit/zwart en zwart voor de LED verlichting.

Voor de noodzakelijke elektrische verbindingen tussen de modules wordt gebruik gemaakt van losse kabels:

  • met XLR stekkers (3,4 en 5 polig, afhankelijk functie) voor de baanspanning en voor de overige voedingsspanningen
  • met RJ45 stekkers (8 polig) voor de verbinding tussen de bezetmelder en de geisoleerde railstaaf.
  • met RJ12 stekkers (6 polig) voor Loconet
  • opmerking. vanwege de bedrijfszekerheid zijn kabels met RJ12 en RJ45 stekkers kant en klaar gekocht

De bekabeling onder de modules bestaat uit een meerdere doorgaande ringleidingen. En wel voor de baanspanning, van waaruit wordt afgetakt naar de rails. Maar ook voor de voedingspanningen 5V en 12V.

___________________________________________________________________________________

Colofon. Met dank aan de leden van MST de Maaslijn en aan Anton Oosterbaan, die de stationsgebouwen heeft gemaakt. Tekst en foto´s zijn van Hans Peters.